Storingen bij meerdere massa-aansluitingen



Al heeft men nog zoveel ervaring met het achteraf inbouwen van apparatuur in auto’s, zelfs de beste inbouwers maken nog wel eens aansluitfouten (sprak de ervaringsdeskundige). Soms zijn dit voor de hand liggende fouten, iedereen heeft immers wel eens een slechte dag … maar soms zijn het fouten die je vooraf niet had kunnen bedenken. Deze keer bespreken we de gevolgen van het aansluiten van verschillende aardingspunten (massa’s) in een auto, bijvoorbeeld als men voor de goede werking van de aan te sluiten apparatuur ook een extra interface/module moet aansluiten.

Voor een correcte werking van diverse elektronische systemen kan het bijplaatsen van een extra interface/module nodig zijn. Zo kan een inbouw-navigatiesysteem bijvoorbeeld worden uitgerust met een stuurwielmodule voor de stuurwielbediening. Het kan zijn dat om bepaalde redenen deze interface niet direct achter het navigatiesysteem geplaatst kan worden en dat men moet uitwijken naar een plek elders onder het dashboard. Als er ter plekke ook een goede voeding en massa-aansluiting voor dit stuurwielmodule voorhanden is, lijkt het niet meer dan logisch dat men deze daar op aansluit. Echter, als we deze situatie eens goed onder de loep nemen dan blijkt er op deze manier wel degelijk een kans op storingen te bestaan. De twee systemen (navigatiesysteem en stuurwielmodule) zijn onderling verbonden door de signalen die ze aan elkaar sturen, maar elk van deze systemen heeft in deze situatie een eigen voeding en massa. Als één van de massacontacten niet 100% goed contact maakt met het chassis, bijvoorbeeld door overtollige lak, lucht of de lasconstructie van de carrosserie, dan kan dit al een geringe weerstand opleveren waardoor er tussen de twee verschillende massacontacten een stroom kan gaan lopen van het ene massapunt via de twee systemen naar het andere massapunt. Afhankelijk van de weerstand kan dit op bijvoorbeeld een uitgangsignaal van het stuurmodule tot spanningspieken leiden van zomaar enkele volts!

En niet alleen de aangesloten apparatuur kan last hebben van twee verschillende massapunten. Ook een al aanwezige radio zou vreemd gedrag kunnen vertonen als deze op een of andere manier deel uitmaakt van het ‘foute’ circuit. Het is dan ook altijd aan te raden alle apparatuur die met elkaar verbonden is aan te sluiten op één en hetzelfde massapunt en één en dezelfde voeding. Ter illustratie: de 16-polige Data Link Connector (DLC), oftewel de OBDII connector voor diagnose doeleinden is zelfs voorzien van een chassismassa (positie 4) én een signaalmassa (positie 5) om meetfouten in de diagnose te voorkomen.

Afname rol Data Link Connector/OBD Het snelheidsignaal: van pulsgever tot CAN-library Hoe zet je het ‘contact aan’ in een elektrisch voertuig (EV)? BCS Ready Snelheid vanaf CAN met vier wielen Problemen bij belasten geschakelde voeding (+15) Open collector / Pull-up Niet-bedrade uitgang bedraden Aansturing parkeersensoren voorbumper Elektrisch schema: toen en nu